De laatste halte

16 maart 2019 - Batoemi, Georgië

Half februari  – Songhkla, Thailand
 

Ik lig op een rommelige zolderkamer op de houten grond. Een kapotte gitaar in de hoek. Half afgemaakte kunst ligt verspreid over de vloer. Het is snikheet. Een klein ventilatortje probeert tevergeefs wat verkoeling aan te brengen. Muggen prikken me lek en ik moet me inhouden om niet te gaan krabben. Verkeer raast langs. Ik probeer een comfortabele houding te vinden op de harde vloer, terwijl ik ondertussen naar hem luister. Hij zit in kleermakerszit op z’n bamboe ‘bed’. Z’n lange, donkere haar in een rommelig knotje. Hij steekt een joint op. Vertelt me voor de zesde keer over zijn ochtendritueel. En dat ik vooral moet blijven liggen morgenochtend. Ik voel hoe de whisky in mijn maag tolt. God, ik hou helemaal niet van whisky. Hoe ben ik hier in hemelsnaam beland?


Een week eerder was ik per ongeluk zijn leven binnen gelopen. Ik was op zoek naar koffie en zijn uithangbord met ‘Drip coffee’ had me verleid. Het bleek een piepklein koffiezaakje te zijn. De muren vol met kunst en cowboyhoeden. Een Boeddhistisch altaartje in de hoek. We raakten aan de praat. Hij vertelde me dat hij Big heet en net een paar maanden open was. De volgende dag kwam ik terug. Hij vroeg me of ik anders niet een weekje wilde blijven. Ik zou hem helpen met zijn Engels en PR. Hij gaf me onderdak en de beste koffie. Veel had hij me alleen niet te bieden, zei hij beschaamd. Ik zou op de grond moeten slapen en moeten douchen met een emmer koud water. De deal was snel gemaakt. 

DSCF9892 DSCF9865 

Dat promotie helpen maken zat wel goed. Al was het op een iets andere manier dan ik me van te voren had voorgesteld. Ik bleek een uithangbord voor de Thaise mannen. Eén voor één druppelden ze binnen om Big’s mysterieuze blonde gast te ontmoeten. Veel van hen droegen een lange baard en een cowboyhoed. Niemand sprak Engels. De dagen verliepen voorspelbaar. Overdag kon ik weinig doen, omdat niemand Engels sprak en het keukentje te klein was voor twee mensen. Ik maakte de ‘ochtend koffie’, maakte wat schoon, deed PR klusjes en verzon allerhande karweitjes die Big vaak meteen weer afwees. In de middag ging ik op pad om dingen voor hem te halen, die hij in het Thais voor mij op een briefje had geschreven. Aan het einde van de middag kwamen zijn vrienden langs. Werd er bier en whisky gedronken. Zijn vrienden waren hartelijk, gul – zo boden ze me bijvoorbeeld al snel een huis aan. Geen van hen sprak echter Engels. Big wilde niet steeds vertalen en mijn steenkolen Thais zorgde voor gesprekstof voor ongeveer zes en een halve seconde. Om een uur of acht vertrokken we, uiteraard op de scooter, naar het eerste eettentje. Er volgde altijd een tweede. En een derde. Nog een drankje in de pub, om vervolgens bij de Thaise Febo te eindigen: pittige rijstepap bij een oud vrouwtje thuis. Na een aantal dagen is het mooi geweest, en voel ik dat het tijd is om te gaan.

Eind februari – Prachuap Khiri Khan, Thailand

Mijn kont doet zeer, de wind waait mijn gezicht er bijna af en ik stink naar roet. Toch verdwijnt de glimlach niet van mijn gezicht. Ik hou zo van deze manier van reizen. Ik reis derde klas, de trein is oud en komt amper vooruit. Er zijn geen ramen en ik moet uitwijken voor takken. Als we over een brug razen, is er zo’n kabaal dat ik mijn eigen gedachten niet meer kan horen. Ik zit in de trein vanaf Hat Yai, in de richting van Bangkok. De reis duurt zeven uren. Er is van alles aan de hand, maar de kennisoverdracht van mijn medepassagiers is niet meer dan een glimlach. Laat in de avond kom ik aan in een slaperig stadje. Ik besluit daar de nacht door te brengen en de volgende dag verder te reizen. De eindbestemming is Prachuap Khiri Khan. Het zou vergelijkbaar zijn met Songhkla. Het ligt aan zee, is relaxed en er zijn weinig toeristen. Ik zou het absoluut zeker weten totally awesome vinden, zo suggereerde een Amerikaanse vrouw de dag ervoor bescheiden.

 E75AE14D-4CF3-4DA5-A9A7-A174A057584A  9B58EE84-DD13-4FF8-AAAA-77ACF2841281


Dat blijkt niet helemaal het geval. Ik krijg onmiddellijk het gevoel in een vreemd rollenspel te zijn beland. Thailand: het paradijs voor jonge backpackers. Waar men klaagt over al dat feesten, het drugsgebruik en al het overlast. Er is hier geen jongere toerist te bekennen. Maar wel senioren. Zie ze rijden, in ontbloot bovenlijf op de scooter, zonder helm natuurlijk. Om twaalf uur het eerst biertje. De armen om hun geliefde geslagen. Of een scharrel. Stoere praatjes. ‘Zo relaxed dat hier geen twintigers rondlopen.’ In plaats daarvan houden ze zelf de enige aanwezige twintiger maar uit haar slaap. Ik bestudeer ze, terwijl ik nip aan mijn groene thee en rondjes fiets. Als een ware gepensioneerde. Ik blijk er best goed in te zijn. 
Ik besluit al snel dat het tijd is voor de volgende stap. Om Azië eens vanaf een hele andere invalshoek te gaan bekijken. Ik neem de trein naar Bangkok en boek een vlucht naar de enige stad ter wereld die twee continenten met elkaar verbindt. Een been in Azië. Het andere in Europa. De weg terug.

5 maart – Istanbul, Turkije

Ik ben jarig. Achtentwintig. Achtentwintig! Dat getal is gelinkt aan mijn stagebegeleidster van vroeger. Ik was negentien, zij achtentwintig. Mijlen ver weg was dat. Ze had een dochtertje en de tweede was op komst. Achtentwintig. Dan ben je wel echt volwassen, dacht ik toen. Ik zou tegen die tijd ook wel rust hebben gevonden, zo droomde ik. Op het moment dat ik volgens de westerse kalender daadwerkelijk 28 word, cirkel ik ergens boven Saoedi Arabië. Ben ik niet meer dan een vluchtnummer. Vlak na middernacht dwaal ik over een groot vliegveld. Waar ik uren geleden nog achter Boeddhistische monniken op de roltrap stond, sta ik nu tussen Arabieren. Ik ken niemand. Niemand kent mij. Ik wacht op mijn volgende vlucht. Kan het vliegtuig ingaan. Of niet. Wat maakt het eigenlijk uit?

2019316_232143711

Om zeven uur ’s morgens kom ik aan in Istanbul. Voor de ambassade is 5 maart niet meer dan de datum waarop ik hun land betreed. Routinematig drukken ze een stempel in mijn paspoort. Ze hebben geen idee wat die datum altijd voor mij heeft betekend. Hoe ik als peuter in de vroege ochtend van 5 maart enthousiast de trap afstormde. Hoe mijn oma, beppe, altijd om half elf ’s morgens kwam. Hoe we tussen de middag lasagne aten, mijn lievelings. In de namiddag kwam dan de rest van de visite. Hoe ik tevergeefs probeerde om niet te gretig op mijn cadeautjes af te stormen. Beppe hoef ik voor het eerst sinds 28 jaar niet meer te bellen of uit te nodigen. En lasagne verkopen ze hier ook niet, geloof ik. 


Als ik het vliegveld verlaat, is het koud. Het is zo’n 30 graden kouder dan Bangkok. Ik sta goed voor lul, met mijn Aziatische dunne flubberbroek, m’n windjack en wollen muts. Na een paar ongemakkelijke ritten in de metro en tram, sta ik in het oude stadscentrum. Word ik vrolijk opgevangen door een paar mannen. Als ze horen dat ik uit Nederland kom, spreken ze een paar woordjes Nederlands. Ze slaan elkaar enthousiast op de schouders. ‘’You look sporty! I like that sister!’’ Ze sturen me helaas wel de verkeerde kant op. Ik loop een uur lang rondjes, vraag wel tien keer naar de weg. Mijn telefoon is van ellende uitgevallen en ik wacht überhaupt al lang niet meer op de dag dat mijn GPS werkt. 


Een Turkse jongen ziet dat ik verdwaald ben en komt me uiteindelijk helpen. Nodigt me uit in zijn winkel vol dure keramiek. Ik sta aan de grond genageld, bang om iets stuk te maken, met mijn logge backpack. Ik ken mijn talenten. Uiteindelijk kom ik, enigszins verkleumd, bij mijn hostel aan. Geen wonder dat ik het niet kon vinden. Het was precies aan de andere kant. Er is niemand in het hostel. Een man komt naar me toe en drukt een telefoon in mijn handen. Ik moet me zelf maar even melden bij de baas.  Inchecken kan pas om twaalf uur en dus stap ik even later een cafeetje binnen. Denk ik. Het blijkt een hotel te zijn en er wordt vreemd van mijn bezoek opgekeken. Ik krijg koffie, maar niemand lijkt te weten wat hij met me aan moet. Met niet in de laatste plaats: ikzelf. Kinderen stoppen met eten en kijken me aan. Volwassenen ontwijken mijn blik. Ik voel me belachelijk met mijn flubberbroek en muts en krijg het gevoel dat ik de plank volledig mis sla.

B1246CB6-D4D2-4FBA-B91B-7137744DDBC9 84202E00-566C-43A0-AB5C-CC61F432A581


Even later loop ik naar de zee. Een jongen spreekt me aan. Hij knikt naar twee pistolen die op een bankje liggen. Of ik het wil proberen. ‘No problem’. Geen probleem? Is deze jongen gek geworden? Dan zie ik wat hij bedoelt en barst ik in lachen uit. Vlakbij de zee hangen ballonnen. Uit eer voor mijn eigen verjaardag weiger ik beleefd. De weg terug naar het hostel moet ik de Turkse jongens bijna letterlijk van me afslaan. Aan aandacht geen gebrek, aan seksistische opmerkingen eveneens. Een man komt me waarschuwen voor de Turkse mannen. ‘Wees kritisch. Ga nergens op in.’ Dan vraagt hij me wat ik vanmiddag doe. ‘Samen lunchen? Ik ben om 13.00 vrij.’


Ik verstop me een poosje in een karig cafeetje, waar ik de enige gast ben. Ik ontbijt en drink Turkse koffie. Als ik aan kom in mijn hostel, roept de eigenaar me. Er moet iets verkeerd zijn gegaan. Hij heeft per ongeluk mijn aankomst- en geboortedatum met elkaar verward. Of ik misschien nog een keer mijn geboortedatum wil noemen. 


De rest van de dag verstop ik me in het hostel. Warm ik me op onder de douche, lig ik onder de dekens. De jetlag heeft me in haar greep. Ik krijg berichtjes binnen van het thuisfront. Mensen die aan me denken. Het maakt me blij. Als ik ze wil antwoorden, blijk dat ik niet de enige ben die een jetlag heeft. Mijn telefoon start niet meer op. Zie je wel? Denk ik dan. Ik zat er helemaal niet zover naast. Achtentwintig zijn brengt inderdaad rust met zich mee. Dan val ik in slaap.

43DD96F7-1414-416C-AF19-352C64AA8614 F7F9E0E1-9D9F-4457-AE32-F3DC050262EB

11 maart – Ankara, Turkije
 
Of ik misschien mijn eigen naam even op de Starbucks beker wil schrijven. Ik heb het zeer indrukwekkende Istanbul inmiddels achter me gelaten en sta nu in Ankara, de hoofdstad van Turkije, en ik bestel koffie met handen en voeten. Het valt me op dat de Turken niet perse verlegen worden door mijn verschijning, zoals ik eerder wel meemaakte, maar mij gewoon op kalme toon in het Turks aan blijven spreken, terwijl ze hun best doen om mij te begrijpen. Ook als ze weten dat ik er niks van kan verstaan.


Ik ben van plan om met de Dogu Expres te reizen, die me in 24 uren (lees 27) dwars door Turkije zal rijden. De trein blijkt echter enorm populair en de bedden zijn dan ook uitverkocht voor de komende twee weken. Ik besluit daarom maar een stoel te reserveren. Als ik op het treinstation aankom, heb ik geen idee waar ik moet zijn. Ik vraag het de loketmedewerker, die een willekeurige man aanhoudt om me verder te helpen. Zelf spreekt ze geen Engels. De willekeurige man neemt me mee en vraagt dan om mijn paspoort. Hij opent zijn jas en een visitekaartje vertelt me dat hij politie is. Voor ik het weet ben ik omsingeld door vijf politieagenten die niet alleen mijn paspoort innemen, maar ook foto’s van me maken. Ik heb het gevoel in een James Bond film te zijn beland en voel me uiterst ongemakkelijk. Wat is er aan de hand? Ik vroeg toch alleen naar de weg? Dit soort momenten blijven spannend. Helemaal in landen als Turkije, waar de politieke storm nog maar net is gaan liggen en waar niemand weet wanneer de volgende zich aandient. Een willekeurige voorbijganger spreekt een beetje Engels, en hij vertelt me dat ze mijn gegevens checken in de database. Na tien minuten kan ik gaan. Als ik naar het perron wil lopen, en al op de roltrap naar beneden sta, word ik persoonlijk door James Bond teruggeroepen. Ik schrik. Zou het dan toch mis zijn? Hij knikt vriendelijk naar het volgende perron, terwijl hij kalm een sigaret opsteekt. Aha. Dat dus. Het verkeerde perron. 


11 maart – Dogu Expres

Het moment dat de conducteur op zijn fluitje blaast en de trein begint te rijden, is voor mij altijd magisch. Op dat moment ben ik niet meer dan een passagier van een treinstel. Ik behoor niet meer tot de plek waar ik was, maar eveneens niet tot mijn eindbestemming. Het voelt heel vrij: ik hoor  nergens echt bij en heb geen idee wat me te wachten staat. Tijd wordt relatief en ik weet dat ik de komende tientallen uren niks hoef. Ik geef me over. Aan de treincoupé, waar altijd interessante dingen gebeuren. Die ene man bijvoorbeeld, die me de hele tijd al aanstaart. Er moet een moment komen dat hij stopt met kijken. Toch? Of de vrouw met hoofddoek die me vriendelijk toelacht. De Turkse muziek die op de achtergrond draait. De conducteur die ongemakkelijk voor me staat, niet wetende hoe met mij te communiceren. Ik geef me ook over aan indrukwekkende natuurverschijnselen. Enorme bergen doemen op, al dan niet met een laag sneeuw. We rijden langs rivieren, langs arme dorpjes. De wereld is hier helemaal wit. Dat zag ik niet aankomen. Op sommige plaatsen ligt wel een halve meter sneeuw. Mensen lopen over het spoor. Kinderen gooien sneeuwballen tegen de trein. Ik val in een onrustige slaap. Wordt wakker en zie dan hoe de zon spectaculair opkomt achter de bergen. Ik hou van bergen. Van de onvoorspelbaarheid van het landschap. Dat je van te voren nooit weet wat er om de hoek wacht, wat er achter de volgende berg verscholen ligt.  En ja, het is eigenlijk heel saai. Urenlang stilzitten. Maar het is die saaiheid, precies op dat randje van de verveling, dat mij zo aanspreekt. Dat mij volkomen rustig maakt. Het is het niks hoeven, het niets kunnen, en het eindeloos turen uit het raampje. Naar een wereld die geen seconde hetzelfde is.


De tijd glijdt voorbij. Ik draai rondjes in mijn gedachten. Ik ben moe, heb steeds maart kort geslapen door de oncomfortabele houding. Mijn rug zeurt. De natuur om me heen is waanzinnig mooi en doet niet onder voor de Trans Mongolië expres, die ik bijna twee jaar geleden nam. Het was het begin van mijn reis. Ook toen was er sneeuw. Ook toen sprak niemand Engels. Ook toen was de treinreis een doel op zich. De cirkel is weer rond. En toch kunnen deze twee ervaringen tegelijkertijd niet verder uit elkaar liggen. Twee jaar geleden stroomde de adrenaline door mijn lichaam. Maakte mijn hart dikwijls een sprongetje. Ik deed het écht. Ik maakte de reis van mijn leven. Had mijn twee banen en woonruimte echt opgezegd. Niks hield mij nog tegen. Gelukzalig staarde ik naar buiten. Mijmerde ik. Kneep ik mezelf af en toe in mijn arm om mezelf eraan te herinneren dat dit echt was. Vandaag daarentegen, voel ik me leeg. Bij vlagen zelfs somber. Ook nu knijp ik mezelf in de arm. Ik maak de reis, zeg ik tegen mezelf. Na bijna twee jaar, ben ik nog steeds op pad! Ik blijf het herhalen. Maar ik voel het niet. Ik weet dat ik hier erg van geniet. Dat ik hou van het concept van het reizen met de trein. Ik kan tien argumenten opnoemen waarom ik dit zo fantastisch vind. Maar ik kan er gevoelsmatig niet meer bij. En langzaamaan verandert het mijmeren in piekeren. 

9A01116A-A649-48A2-8540-76C9623AFAC1 363BA48B-1B0C-48BE-9678-CF2F90B5E715


Het is de coupé. Natuurlijk is het de (ontbrekende) coupé. Twee jaar geleden kon ik liggend slapen, was het laagdrempeliger om even door de trein rond te lopen. Kon ik mijn hoofd door het raam steken en op tussengelegen stations mijn benen strekken. Het reizen was een stuk comfortabeler. Maar het is niet alleen de coupé, spreek ik mezelf in gedachten toe. Twee jaar geleden lag de reis nog voor me, de wereld aan mijn voeten. En het allerbelangrijkste: ik had het beste gezelschap dat ik me kon wensen. Samen met Anne, Thomas en een willekeurige Rus, gleden we het landschap door. We passeerden landsgrenzen, tijdszones. Als ik opkeek, zag ik Anne’s gelukzalige glimlach. Ook zij kon hier zo van genieten. We speelden eindeloos spelletjes, dronken wodka en lachten om alles dat we niet begrepen. We waren samen. Nu ben ik alleen. Kan ik me niet herinneren wanneer ik voor het laatst meer dan drie zinnen met iemand heb gewisseld. Een moment echt heb kunnen delen. Ho(s)tels zijn nagenoeg leeg, de backpackerswereld liet ik in Bangkok achter. Ik denk na over afgelopen twee jaar. Hoe erg ik heb genoten van het alleen reizen. De vrijheid die dat met zich mee bracht. De kansen en mogelijkheden, die ik niet had gehad als ik samen met iemand was geweest. Hoe goed het voor me is geweest om al die tijd op mezelf teruggeworpen te zijn. Dat ik dat de volgende keer weer zo zou doen. Maar, eerlijk is eerlijk, de allermooiste momenten? Dat waren altijd momenten die ik deelde met anderen.


Anne noemde me destijds een jonge puppy met een kwispelende staart. Groen als gras. Nerveus en opgewonden voor het avontuur dat voor me lag. Vol plannen, en tegelijkertijd zonder enig plan. Nu, twee jaar later, is niets meer hetzelfde. Ik heb zoveel gezien, zoveel meegemaakt. Er is ontzettend veel gebeurd. Er waren enorme hoogtepunten, waarvan ik nooit had kunnen bevroeden ze ooit mee te maken. Er waren dieptepunten waarvan ik stiekem altijd had gehoopt dat ze mij bespaard zouden blijven. De puppy is er niet meer. Ik ben uitgegroeid tot een voldane, oude hond. Die heus nog wel eens kwispelt, maar waarbij elke kwispel net iets meer moeite vergt dan de vorige. De tong hangt uit mijn bek. Ik ben toe aan een comfortabele mand. Een vertrouwd territorium. En bovenal: een loyaal baasje om tegenaan te kruipen. Ik ben toe aan mijn familie en vrienden. 

E70594CD-3746-4F64-841D-247306AF8A27 11DB3C4D-7CC7-4D69-B92B-DF7726C9D54C


13 maart – Kars, Turkije

De laatste halte van de trein is Kars. Als iemand me zou zeggen dat ik weer terug was in het Russische Irkoetsk, had ik dat meteen geloofd. Kars doet ontzettend Russisch aan. Het straatbeeld is troosteloos. Er ligt sneeuw en de mensen kijken nors. Er is geen toerist te bekennen. Toch hou ik onmiddellijk van dit smoezelige stadje. Er schuilt ontzettend veel schoonheid in, als je goed kijkt. Er zijn talloze kruidenwinkeltjes verstopt en mannen roken sigaren op straat. Ik bezoek een oude ruïne en eenmaal boven kan ik niet anders dan vloeken van blijdschap. Ik knijp mezelf opnieuw in de arm, zij het om een hele andere reden dan gister. Ik kijk uit over de stad. Zie sneeuwbergen in de verte. Ik voel me de koningin van de wereld. Wat hou ik toch ontzettend van dit gevoel. Om te reizen naar willekeurige plaatsen om te zien hoe de mensen daar leven. Dan lach ik om mezelf en de ‘manie’ die ik tegenwoordig ervaar. De ups en downs die zich in rap tempo afwisselen. Ik ontsnap even aan de kou in een theehuis met uitzicht over de stad. Een Engelssprekende Turkse toerist, komt naar me toe en geeft me spontaan zijn telefoonnummer. Ik mag hem altijd bellen als ik vragen -, of iets nodig heb. Ik glimlach gelukzalig en verdwijn de rest van de middag in mijn boek. Ook dat is reizen.

D498F3F7-AFE3-45B5-BC55-D3E6201EAB6C8D5C0C05-4B9C-41DF-86D6-48FC5B631A23


De volgende dag reis ik naar de ruïnestad Ani. Het is groot, duizend jaar oud en doet apocalyptisch aan. Het geheel is indrukwekkend. Ik ontmoet Yorick, uit Groningen. Hoe is het mogelijk. Weken lang zag ik geen enkele toerist en nu, in een onbekend Turks stadje waar normaal gesproken geen toerist komt, ontmoet ik een jongen uit Groningen. In de avond besluiten Yorick en ik een hapje te eten en een lokale specialiteit te bestellen. Ben ik die middag nog reclame aan het maken voor een ‘vegan event’ in Nederland, een paar uren later ligt er een complete gans op mijn bord. ‘Sorry dat ik zo ratel’, zegt Yorick vrolijk tijdens het eten. ‘Maar ik heb al zo lang niet meer echt met iemand kunnen spreken!’ We zijn vandaag mooi met elkaar gered.


Na het eten lopen we het stadje drie keer rond voor een biertje, maar alcohol blijkt hier lastig verkrijgbaar. Uiteindelijk komen we bij een chique restaurant terecht, wat als één van de enige horecagelegenheden alcohol mag schenken. Er is livemuziek en voor we het weten staan de muzikanten om ons heen en dragen ze een liedje aan ons op. Dat denken we tenminste, want de ober komt naar ons toe om het uit te leggen, maar spreekt helaas zelf ook amper Engels. 


Kars ligt in het uiterste oosten van Turkije, nabij de Armeense grens. Vanaf hier is het mogelijk om over land naar Georgië te reizen. Het land heeft al een poosje mijn interesse en ik besluit dan ook om het te gaan doen. Mijn treinreis van een paar dagen er voor, heeft me wel aan het denken gezet, en ik besluit definitief dat Georgië dan ook meteen het laatste land wordt dat ik (voor langere tijd) bezoek. Het is mooi geweest. Over een paar weken ga ik naar huis. Al kan ik dat zelf nog niet geloven.


Ik verzamel online informatie van enkele reizigers die deze reis ook hebben gemaakt, probeer er een geheel van te maken en loop uiteindelijk hoopvol door Kars, op zoek naar iemand die Engels spreekt en mij kan helpen om de juiste tickets te bemachtigen. Ik word van het kastje naar de muur gestuurd, maar na een uur is het me dan toch gelukt. De volgende ochtend ben ik al vroeg bij het treurige ‘kantoor’, waar ik word opgehaald. Ik besluit nog even snel koffie te halen. Ik vind een hippe koffiebar, die in Amsterdam niet zou misstaan. Ik vraag om een ‘coffee to go’. Dat is een fout, die ik eerder ook al eens gemaakt heb. De gastheer snapt me niet en haalt al het personeel erbij. Aan alle gasten wordt gevraagd of ze Engels spreken. Al snel staan er vijf man om me heen en worden er drie verschillende vertaal apps opgestart. Ik probeer allerhande gerelateerde woorden, maar het mag niet baten. Oh jee, denk ik dan, terwijl ik nerveus naar de klok kijk. Mijn bus vertrekt zo. Maar we komen er uit en daar loop ik dan. In de regen, met in mijn hand een bekertje Turkse koffie. Wat is het leven mooi.

IMG-20190314-WA0021 FA8B8D54-7B54-4109-91FE-F5A48527B194


‘Spectaculair’ is een understatement, als ik deze busreis moet omschrijven. We zigzaggen urenlang dwars door de bergen. Ik kijk ademloos naar buiten. Snap absoluut niet waarom dit gebied (nog) niet toeristisch is. Ik zie wilde paarden, kleine dorpjes, enorme bergen en grote vlaktes. Het landschap doet me denken aan Mongolië. De reis is overigens niet altijd even ontspannen. Op een gegeven moment ligt er zoveel sneeuw, dat ik geen hand meer voor ogen zie. Werkelijk alles is wit. De chauffeur rijdt als een malle door de bochten. Het zweet staat op mijn voorhoofd. Ik ben als de dood dat hij de grip verliest, of niet meer genoeg zicht heeft. Waar ben ik aan begonnen? In gedachten zie ik de letters al in de krant staan: ‘Nederlandse toerist omgekomen in Turkije.’ Mensen zullen hun hoofd schudden. ‘Wie stapt er dan ook in zo’n lokale bus?’ Na twee uren lijkt alle sneeuw gelukkig verdwenen en hoef ik me alleen nog maar te focussen op mijn maag. Ook die lijkt iets te vinden van het rijgedrag van de chauffeur.


Ik word afgezet in Hopa, aan de Zwarte Zee. Hier moet ik een busje zien te vinden dat me naar de grens kan brengen. Een Turkse artiest, die mogelijk bekend is met ADHD, leidt me zingend (en rennend) rond. ‘Come come’, is het enige dat hij kan zeggen. Ik dacht dat ik snel liep, maar deze man spant de kroon. We moeten een paar kilometer lopen. (Rennen) Hij sleept me mee naar de supermarkt, drukt me na het afrekenen drie chocoladerepen in mijn hand. Dan draagt hij mijn tas, vraagt aan iedere Turk de weg en zet me persoonlijk af bij de bus. Hij geeft me zijn adres in Istanbul, waar ik altijd mag verblijven. Lachend en zwaaiend neemt hij afscheid. ‘Bye princess’. (?)

IMG_20190315_125703 IMG_20190315_125630


Een halfuur later duikt er een enorm gebouw op. De weg stopt. Dit zou de grens moeten zijn, al is er niemand die het mij exact kan vertellen. Het voelt als een fabriek, waar ik op een lopende band wordt gezet en een nieuwe label opgeplakt krijg. De man van de immigratie bladert door mijn paspoort. En nog eens. En nog eens. Hij kijkt me vragend aan. De stempel is spoorloos. Ik krijg het warm. Je gaat toch niet beleven dat ik, met terugwerkende kracht, illegaal in Turkije verbleef? Ik maak een (ongepast?) grapje. Godzijdank, de man kan nog lachen. Dan vindt hij de stempel. Ik zucht van opluchting, loop het gebouw door en wordt samen met mijn bagage nog een paar keer aan de tand gevoeld. En dan ben ik ineens in Georgië. Ik stap in een overvol busje. Moet de hele weg staan. Ik zie niks, heb geen idee waar ik eruit moet en waar ik überhaupt ben. Communicatie blijkt wederom lastig en dus  gok ik, terwijl ik mezelf in gedachten vervloek. Ik ben moe. Waarom heb ik mijn huiswerk niet wat beter gedaan? Waarom laat ik alles altijd zo op zijn beloop omdat ‘het altijd wel goedkomt?’ Waarom koop ik geen fatsoenlijke telefoon waar GPS misschien wel op werkt? Het innerlijk stemmetje raast nog even door, terwijl ik willekeurig door Batumi rondloop. Dan realiseer ik me dat er zojuist een wonder is geschied. Ik heb goed gegokt. Ik sta voor mijn hostel. Het innerlijk stemmetje valt van schrik stil. Ha. 1-0. Ik zei toch dat het goed kwam. 


Eenmaal in het hostel blijk ik opnieuw de enige gast te zijn. Ik ben blij dat ik er ben en kruip dankbaar onder mijn dekens. Lees dan vol ongeloof over de aanslag in Nieuw-Zeeland. Mijn maag draait om. Dit kan niet waar zijn. Niet in Nieuw-Zeeland. Ik denk aan de reis die ik vandaag maakte. Hoe iedereen me heeft geholpen om de grens over te steken, om veilig mijn eindbestemming te bereiken. Ik denk aan de dagen ervoor. En de twee jaar daarvoor. Hoeveel handen heb ik wereldwijd geschud? Hoeveel glimlachen uitgewisseld? Ik gooide mezelf dagelijks in het diepe, vertrouwde blind op de goedheid van de mens. Nam risico’s, soms met bonzend hart. Dat was exact zoals ik wilde reizen. Of sterker nog: het was de enige voorwaarde die ik aan mezelf en mijn reis stelde. Als een soort impliciet standpunt tegen alle bloederige aanslagen waarmee we geconfronteerd worden. Tegen al het geweld, al het wantrouwen. Zie je wel, het kan echt. Mensen gaven me wat ze konden missen: een glimlach, een advies, een lift, eten of een slaapplek. De gebaren overstegen taal, achtergrond, geslacht, nationaliteit, geaardheid en religie. Afgelopen twee jaar hield ik vast aan een universeel geloof. Het enige geloof waaraan ik nooit heb getwijfeld. En waarvan ik niet van plan ben om dat ooit te gaan doen. Het enige geloof dat bestand is tegen al het geweld in de wereld. Het geloof in de mensheid.

Foto’s

4 Reacties

  1. Bea:
    16 maart 2019
    Wat een prachtige blog Anke, je emoties goed te lezen (voelbaar). Geniet nog van alle mooie plekken die je zult zien op je reis terug naar Fryslân!
  2. Symon Odinga:
    17 maart 2019
    Prachtich prachtich beskreaun. Wat in rollercoaster oan emoasjes. Hast alles wat in mins belibje kin sit yn dizze pear wiken. Hiele fijne reis werom nei hûs. Wat komst do oars thús as datst fuortgien bist.......
  3. Claudia Bootsma:
    17 maart 2019
    Lieve Anke, wat weer prachtig geschreven en wat een belevenissen. je emoties zijn goed te voelen vanaf hier. Ik wens je een goede thuisreis! Heerlijk om straks weer bij je liefdevolle familie te zijn.
  4. Francien:
    20 maart 2019
    Hoi Anke, dit was weer een "kippenvel" verhaal.
    Ik voelde je twijfel, je verlangen en de bijzondere momenten. Fijn dat ik het allemaal mocht lezen.
    Mijn dank hier voor. En mooi dat je weer "thuis" komt. Misschien tot snel. Dikke kus.