Epibreren kun je leren

23 februari 2018 - Opotiki, Nieuw-Zeeland

‘Sorry, maar we gaan nu echt sluiten’. Hij zegt het met een glimlach maar zijn ogen sturen me naar de uitgang. Daar sta ik, in de straten van Opotiki, Nieuw-Zeeland. Een laptop onder mijn arm. Het is drie uur ’s middags en de drie aanwezige cafeetjes sluiten hun deuren. De gratis WiFi nemen ze mee. Mijn schrijfdeadline vestigt zich als een donkere wolk boven mijn hoofd. Waar kan ik heen? Ik begin de naam ‘digitale nomaad’ ineens te begrijpen.

IMG_0668

**

Wacht even. Terug naar nu. Ik vind dit geen sterk begin van mijn verhaal. Ik staar naar het scherm van de laptop. Hoe wil ik dit blog eigenlijk beginnen? Wat valt er verder te vertellen? Misschien moet ik eerst meer terug in de tijd. Terug naar januari. Het moment dat ik met Carlien en Marleen de jungle van Maleisië betrad. Onderweg naar een retraite in een verborgen meditatiecentrum. Op naar de stilte.

**

We stappen de stilte in met schreeuwende mensen in de keuken. Vinden onze namen terug op het rooster. We zijn, op één Japanse jongen na, de enigen. Een man brengt ons naar onze hokjes. Het hokje bestaat uit een bed, een kast en een kaarsje. Lezen mogen we niet. Onze smartphones hebben vakantie. Muziek bestaat alleen nog in onze gedachten. (Vraag dat maar aan Marleen) En eten doen we alleen in de ochtend. Helemaal alleen zijn we overigens niet. Tientallen muggen, die waarschijnlijk gezegend zijn met hetzelfde eetpatroon als de monniken, vallen ons als uitgehongerde strijders aan. Apen slingeren in de bomen. ‘Nog even over de wc’ zegt de man. ‘Zorg dat je eerst doorspoelt. Er kunnen slangen in zitten.’

Die nacht hoor ik een zachte, maar onmisbare kreet. Als Marleen naar de wc wil gaan, zit er een slang voor haar deur. Heldhaftig loop ik erheen. Iets minder heldhaftig roep ik haar dat ze naar buiten moet komen. Ik zie de slang naar binnen glippen. Of hij ooit de binnenkant heeft bereikt, weet niemand. De slang verdwijnt spoorloos in de deur. Marleen blijkt van ons drieën trouwens de grootste dierenvriend te zijn. De dag erna zie ik haar schuiven met haar bed. Ik vraag haar wat ze aan het doen is. Ze wijst omhoog. Een eekhoorn(?)nest heeft zich boven haar genesteld. Stinkende plasvlekken op haar klamboe als enthousiaste groet. Marleen haalt haar schouders op. Hopelijk mag ze op de housewarming komen.

Het woord ‘retraite’ is bij nader inzien niet zo gepast. Er is geen begeleiding. We ontbijten en lunchen met de monniken. We maken schoon. De rest van de tijd mediteren we. Of in mijn geval: slapen we. Ik kan me niet herinneren dat ik na mijn babytijd zoveel heb geslapen. Ik slaap voor het mediteren, tijdens het mediteren, na het mediteren. Het maakt mij allemaal niet uit. Ik slaap. Voor Carlien en Marleen rest niks anders dan hard lachen, als ze mij weer eens als een soort knikkend dashboardhondje zien ‘mediteren’. Carlien en ik zijn met ons slaaptalent trouwens wel aan elkaar gewaagd. Ik kan een lachbui niet onderdrukken als ze, bij het ontwaken na dutje nummer 47, wanhopig kreunt: ‘Dit wordt helemaal niks man’. Marleen heeft zo haar eigen entertainment. Tijdens het mediteren krijgt ze de slappe lach. Hoe meer ze het weg probeert te mediteren, des te harder het terug komt. Ze vlucht naar buiten om Carlien en mij niet te storen. Daar loopt ze dan. Haar schaterlachjes stuiteren tevergeefs terug de meditatiehal in. Carlien en ik kijken elkaar aan. Dan geven we het op.

Het mediteren valt me niet mee. Waar ik mijn gedachten het liefst in een winterslaap wil wiegen, lijken zij eerder uit een winterslaap te zijn ontwaakt. Ik leer deze dagen veel. Over het boeddhisme. Over mijn onophoudelijke drang naar het zoeken van nieuwe prikkels. Over mijn onuitputtelijke talent voor het produceren van nutteloze gedachten. Zij laten zich niet wegsturen. Blijken assertiever dan diegene die ze heeft gemaakt.

Ik praat veel met Marleen en Carlien. Over onze ervaringen. Maar bovenal over kwarktaart. De vrije, voedselrijke wereld lonkt. Zes dagen later evalueren we ons avontuur dan ook bij Starbucks. We eten meer dan ik hier op durf te schrijven. Maar hé. We doen het met aandacht.

IMG_0246

**

Nee, ook dit zint me niet. Misschien kan ik beter gewoon starten met onze aankomst in Nieuw-Zeeland.

Het moment dat we landen en Carlien enthousiast roept: ‘Hé, het is net Schiermonnikoog’. Sta je dan. Aan exact de andere kant van de wereld. Natuurlijk is het een mooi verhaal dat Carlien een busje heeft gekocht. En ben ik stiekem best trots dat ze deze ‘Tinus’ noemt, gebaseerd op mijn tweede naam. Mijn oma moest eens weten. Ik zou dan kunnen schrijven hoe ik, na negen maanden, in extase raak van rode wijn en kaas. En een supermarkt. Hoe werkt zo’n ding ook alweer? En hoe ik stiekem de chaos van Azië mis.

IMG-0229

Zou ik dan moeten schrijven over hoe we met z’n drieën naar de oostkust van het Noordereiland rijden? Het moment dat ik voor het eerst kennismaak met Opotiki? Dat Carlien en ik Marleen afzetten bij een kiwiboerderij. Hoe zij een stilte maar bovenal: twee radeloze, blonde meiden achterlaat. Die niet kunnen navigeren noch zelfstandig kunnen denken. Vervolgens zou ik dan kunnen noemen hoe we een paar dagen met Tinus aan het strand vertoeven. (Die we dan dus ook niet goed meer terug kunnen vinden. Wat kunnen we eigenlijk wel?) Hoe we mosselen krijgen van een visser en hoe die later giftig blijken. Hoe wij op een avond met samengeknepen billen de naderende politie gadeslaan. Carlien die haar telefoongesprek angstig beëindigt. ‘Er is politie mam. Bel je zo terug.’ En dat de politieagenten dan gewoon een praatje willen maken. Ons een baan bij hen thuis op de boerderij aanbieden. En de volgende ochtend opnieuw langskomen voor een praatje. Oh ja, en dat ze eigenlijk ook wel zin hebben in koffie.

DSC06695 DSC06672

**

Ik kan het blog ook gewoon beginnen met ons onophoudelijke afscheidsrituelen. Vertellen dat Marco al lang niet meer de enige is die zich afvraagt of dit eigenlijk wel bestaat.

Onze wegen splitsen. Of toch niet? We nemen Marleen nog één keer mee naar het strand. Drinken wijntjes tot haar geweten opspeelt. Haar eerste werkdag nadert. Of toch niet? De volgende dag blijkt ze vrij te zijn omdat het regent. Die avond nemen we opnieuw afscheid. Maar voor hoelang?

**

Ik ben nog niet tevreden. Zegt men niet dat het goed is om met een anekdote te starten? Een ankedote dus, in mijn geval. (Eigenaar van deze hilarische woordgrap: Carlien Bootsma)

Dus daar zit ik. In de bibliotheek van Opotiki. Mijn tablet ligt voor mijn neus. ‘Een digitale nomaad’ zouden de Amsterdamse bakfietsmoeders mij waarschijnlijk noemen. Onafhankelijk. Werken vanuit elke plaats in de wereld. Zelf hou ik het liever realistisch. ‘Digibeet’ zou bijvoorbeeld al meer in de buurt komen. Op tafel ligt mijn Iphone aan het infuus. Trek ik de powerbank eruit, dan kan ik ook de begrafenispapieren uit mijn backpack toveren. Een toetsenbordje voor mijn tablet ligt paraat. De batterijen zijn gehaald. Alle voorbereidingen voor mijn nieuwe schrijfklus zijn getroffen. Ik open de auteurshandleiding vol goede moed.

Maar dan. De woorden op het scherm komen dreigend op me af. ‘’Voor dit nieuwe informatiesysteem heeft de auteur een fysieke computer nodig’’. Ik slik. Kijk nog eens naar mijn tablet. En slik opnieuw. Het zweet breekt me uit. Een week geleden heb ik de klus toegezegd. Het geld al uitgegeven. Wanhopig stuur ik Marleen een berichtje. Vervolgens open ik met hangende pootjes een nieuwe e-mail. Ik moet het de uitgever meteen maar vertellen. Dan gaat mijn telefoon. Marleen. Dat ik haar laptop wel kan lenen, noemt ze terloops. Neemt zij toch mijn tablet. Ik val stil. Ik ben gered. ‘’Je hebt alleen even een omvormer nodig’’ zegt ze. ‘’Die heb ik wel’’, zeg ik haar stoer. Waarom ik dat precies denk, weet niemand.

De volgende dag graaf ik wanhopig in mijn backpack. Ik heb helemaal geen omvormer. Het zweet breekt me opnieuw uit. Morgen vertrek ik. Ik ren naar een winkel. En nog één. ‘’Sorry. Die is toevallig net uit het assortiment’’. ‘’Sorry, kom maandag anders even terug’’. Ik slenter hopeloos door de straten. Als ik mijn telefoon pak, zie ik een gemiste oproep van een paar uur geleden. Marleen. ‘’Hé Anke, ik dacht nog. Je kunt mijn omvormer ook nemen. Hoef je ook niet naar de winkel.’’ Ik val stil. Ik ben gered.

Alleen nog even een muis kopen. En een oplaadkabel voor mijn tablet. En, oké. Een nieuwe mobiele telefoon. Maar dan kan ik eindelijk los. Reizend rijk worden onder supervisie van Hanna.

**

Hé, waarom begin ik daar niet? Met Hanna? Die ik ontmoette in een koffietentje in Kathmandu. Die een werkleven in de psychiatrie en het onderwijs achter zich heeft gelaten. Hanna, met wie ik een busje huur en naar het uiterste noorden trek.

Cape Reinga. Het lijkt alsof ik me daar aan het einde van de wereld begeef. Een eindeloos uitzicht over de zee. Het is de plek waar de Tasmanzee in de Grote Oceaan overgaat. Een spirituele plek voor de Maori. Terwijl ik me focus op het links nemen van een rotonde, geeft Hanna mij mini colleges over het boeddhisme, psychologie en onderwijs. Ze kan me als geen ander helpen met mijn schrijfklus en we vinden al gauw ons ritme samen. Lang duurt dit alleen niet. Ik heb deze manier van leven ietwat geromantiseerd en voel me digitaal gehandicapt. Stroom en internet zijn hier namelijk in dezelfde hoeveelheid aanwezig als mijn zelfdiscipline. En dus is er maar één weg. De weg terug naar Opotiki.

 DSC06723 DSC06742

Het was inmiddels natuurlijk ook alweer hoog tijd voor nieuwe afscheidsavonden met Carlien en Marleen. Want raad eens wie daar nog steeds kiwi’s plukt? En wie in Opotiki gestrand is met Tinus? Wederom iets met afscheid en Marco Borsato. Mijn hart juicht. Mijn lever iets minder. Mijn geweten sluit haar ogen.

DSC06775

**

Ik schud mijn hoofd. Staar naar de knipperende cursor. Dit is het ook niet. Waarom zou ik eigenlijk niet gewoon starten met mijn nieuwe tijdelijke thuis? Valt daar niet het nodige over te vertellen?

Ik verblijf in Opotiki bij het jonge stel Rowan en Laura. Zij betalen voor hun koophuis elk ongeveer net zoveel als een gemiddelde student voor een kamer in Utrecht. Het huis staat vol muziekinstrumenten. Overal is kunst. Hun idealen zijn nog groter dan hun enorme moestuin. Rowan werkt nu niet, want dat is tijdsverspilling. Liever werkt hij hard in hun tuin. Laura werkt met een man met autisme, die ze af en toe mee naar huis neemt. Met wie ze surft en yoga beoefent. Soms ga ik met ze mee mountainbiken.

Laura is van origine juf maar wil dit niet zijn. ‘’Onderwijs is bijna een levenswijze. Als je in het onderwijs werkt, draait je hele leven bijna om je werk. Ik wil dat niet.’’ Ze leert liever de taal van Maori. Ze hoopt hierdoor diens cultuur beter te begrijpen en in kleine stapjes iets te doen aan de sociale ongelijkheid die ze ervaart. Laura en Rowan nemen me in de vroege ochtend mee naar de boerderij voor verse melk. Leren me alles over recyclen. Over het dicht bij de natuur staan. ‘’Dus als je dat zaadje dan eerst in je mond doet en dan omhoog houdt naar het universum, dan zal het beter groeien. Het zaadje weet dan precies hoe jouw lichaam is opgebouwd en wat jij nodig hebt.’’

Ik verblijf er een paar weken (‘’blijf zolang als je wilt’’) in ruil voor een helpend handje. Ik vind mezelf op mijn knieën terug. In een overall. Ik lak vol overgave een steiger. Als ik niet beter zou weten, zou ik bijna denken dat het uitstelgedrag is van het spannende lesmateriaal dat ik eigenlijk zou moeten gaan schrijven. Hoewel ik ook goed ben in steentjes scheppen, blijkt mijn grootste talent toch wel te zitten in het planten van prei. Ik mag trouwens van Rowan gerust van alles uit de moestuin halen om te eten. Of te roken, zegt hij er glimlachend achteraan.

**

Ik weet in ieder geval wel dat ik liever niet schrijf over het moment dat Laura aarzelend voor mijn deur staat.

Dat ik niet meteen antwoord hoef te geven. Maar of ik misschien model wil zijn voor hun kunstgroepje. Hoe ik de volgende avond in een soort Gooische Vrouwen Senior wereld beland. Een kunstatelier vol champagne, wijn en giechelende vrouwen van middelbare leeftijd. Hoe zij met driftige gebaren beginnen te schetsen. Hoe ze krijtjes naast mijn gezicht houden voor de juiste afmetingen. Af en toe een wanhoopskreet, een vloek. Hoe ik hun kritische blikken probeer te negeren. Het voelt als een soort omgekeerde meditatie. Me in een ongemakkelijke pose manoeuvreren, terwijl ik me dankbaar uit het moment laat halen door mijn rond dwarrelende gedachten. Kijk. Zijn zij toch ergens goed voor.

IMG_0706 IMG_0248

**

Wacht. Laat ik anders gaan schrijven over één van de meest bizarre maandagmiddagen van mijn reis.

Op een zekere maandagmiddag, zit ik met de laptop aan tafel. Ik ben aan het typen en doe mijn uiterste best om er zo serieus mogelijk bij te kijken. Werken noem ik het. Carlien noemt het liever ‘epibreren’, wat volgens meneer van Dale net zoveel betekent als: ‘het verrichten van niet nader gespecificeerd werk dat heel voornaam lijkt, maar desondanks niets voorstelt.’ Bedankt voor dat, vrouw Bootsma. Op het moment dat ik zelf bijna geloof dat ik efficiënt aan het werk ben, komt Laura enigszins paniekerig binnen. Dat we moeten evacueren. Het duurt dertig seconden voordat ik door heb wat ze zegt. Het zal nog eens dertig seconden duren voor ik door heb dat het geen grapje is. Het regent al een paar dagen stevig in Opotiki en het water in de rivieren staat ontzettend hoog. Nog een meter of twee en het water zal het van de dijken winnen. Tuinen staan blank, bruggen worden gesloten, wegen worden afgesloten. Er heerst een kleine paniek in het dorp.

IMG_0694 (1)

En dus zit ik een uur later achterin de auto. De kat op schoot. Laura’s cliënt naast me. Een tas met voedsel in de achterbak. Op naar de heuvel. Want daar zijn we veilig. We verblijven bij een ouder stel. Er wordt wijn gedronken, muziek gemaakt. De man vliegt me bijna aan van enthousiasme als hij hoort dat ik docent en sociaal werker ben. Want dát is wat hier nodig is, meent hij. Hij vertelt over de sociale problemen in grote delen van Nieuw-Zeeland. Het enorme drugsprobleem. De gangsters. Maar bovenal: het hoge zelfmoordcijfer. Volgens hem heeft Nieuw-Zeeland namelijk het hoogste zelfmoordcijfer van alle ontwikkelde landen in de wereld. (Onder jongeren) Gevoed door de rugby mentaliteit, de hoge prijzen, lage salarissen. De stress die dit oplevert en hoe deze spanningen oplopen. Wat dit betekent voor de opgroeiende kinderen. En daar wordt weinig over gepraat. Ik slik even. Dit zag ik niet aankomen. Ik vind het bizar. Nieuw-Zeeland. Het land dat bekend staat als één van de mooiste landen ter wereld. Het land waar toeristen heengaan om het optimale gevoel van vrijheid te ervaren. Hun gevoel achterna. Wat een schril contrast. We zwijgen beide. Ik kijk hoe hij een hijsje van zijn joint neemt. Dan staat hij op om mij de caravan te laten zien waar ik die nacht in zal slapen.

Ik kan zijn woorden goed plaatsen. Opotiki is een bijzonder dorp. Het voelt soms alsof ik op de filmset van Flodder beland ben. Ik kan me hier alles voorstellen bij ‘maar buurman, wat doet u nú taferelen’. In mijn dagelijks en zeer exotisch loopje naar de bibliotheek, zie ik veel hangjongeren. Ik zie schreeuwende mensen in auto’s, met huilende kinderen op de achterbank. Wegscheurende auto’s. Vervallen huizen. Als ik op een avond naar Marleen loop, voor mijn dagelijkse portie afleiding en gezelschap, mag ik haar straat niet in. Twee huizen verderop is een moord gepleegd. Mijn hulpverleningshart bloedt.

IMG_0713

Toch is er ook een andere, gemoedelijke kant. Deuren staan altijd open. Mensen groeten me, laten me voor gaan in het verkeer. De chauffeur van de schoolbus zwaait en lacht als hij me ziet. En altijd weer dat: ‘’Hello darling, how are you today?’’ Het lijkt alsof het mensen niet uitmaakt hoe ze erbij lopen. Dat ze hier zichzelf mogen zijn. Alles kan, alles mag. Nieuw-Zeeland. Het land van onbegrensde mogelijkheden. En toch blijft het steken. Dat akelig hoge zelfmoordcijfer.

**

Oké, ik geef het op. Ik kom er niet uit. Misschien is het toch maar beter om deze keer geen blog te schrijven. Zonde van mijn tijd. Het is bijna het verrichten van niet nader gespecificeerd werk dat heel voornaam lijkt, maar desondanks niets voorstelt. Misschien kan ik maar beter weer écht aan het werk gaan. Geld verdienen, zodat ik de hort weer op kan. Iets meer kan zien dan de bibliotheek van Opotiki. Weer echte verhalen kan schrijven. Nieuwe Ankedotes. Het moet lukken.

Want hé.

Epibreren kun je (af)leren.

IMG_0250

Foto’s

5 Reacties

  1. Jack Pot:
    23 februari 2018
    Doerak
  2. Wiekie:
    23 februari 2018
    Hoi Anke
    Blijf je reis bijzonder vinden en lees met plezier je blogs
    Strak gisteren je vader maar je bent ook al haast een jaar weg..... geen wonder dat er veel verhalen te vertellen zijn
  3. Yvette:
    23 februari 2018
    Wat een belevenissen weer Anke! Heerlijk om te lezen wat je meemaakt en wie je allemaal op je pad tegenkomen. Geniet!
  4. Symon Odinga:
    24 februari 2018
    Epibreare komt faak yn in minskelibben foar. Mar it is sa as alles: it giet derom wat'st
    der séls fan fynst! Ik tink dan oan it famke fan 4 jier dat te hearren kriget fan in oare kleuter:
    "Wat in stomme tekening". Seit se: "no......mar ik fyn him wól hiel moai" en rint dan fuort.
    Alles yn it libben stelt wat foar.....as't it séls mar fynst.
    Alwer in prachtich ferhaal Anke.
  5. Francien:
    24 februari 2018
    Hoi Anke fijn om weer een ankedote te lezen. Weer een hele belevenis die je me laat meemaken.
    Ik had al zitten wachten op een verhaal en hoorde van Marije dat je inmiddels in Nieuw-Zeeland zit.
    Volgens mij kun je wel een boek uitgevenen heb je zo het geld weer bij elkaar om verder te reizen.
    Alhoewel ik ook wel met een lekker cappuccino of een goed glas wijn er bij je verhalen wil live wil horen.
    Lieve groet Francien