Tussen resort en schip

5 oktober 2017 - Yogyakarta, Indonesië

Een babyblauwe oceaan, vriendelijke mensen, heerlijk eten en ultieme vrijheid. Volgens reisgidsen, reisblogs en vele Instagram/YouTube/Facebookaccounts is reizen hét paradijs op aarde. Een verslavende, langdurige climax waarin alle behoeften tegelijk bevredigd worden. Halleluja. Er is maar één ding dat mij echter nog nieuwsgieriger maakt. En dat is de realiteit. Ik heb het over de zoveelste tempel die mij inmiddels soms koud laat, het stiekem vloeken in een hostel, de sociale praatjes waar ik soms eigenlijk helemaal geen zin in heb en het bijna moeten huilen bij een onverwacht nummer van Marco Borsato. Je mag een paar dagen mee in mijn backpack voor een kijkje achter de schermen. 

Welkom in de studio. Net echt he? Links zie je veel andere backpackers. Sommigen hebben een grote rol, anderen zijn slechts figuranten. Ze hebben alle leeftijden en nationaliteiten. Een paar maken lange reizen, anderen zijn op vakantie. Er zijn klagers, mensen die het erg hebben getroffen met zichzelf, wereldverbeteraars en stille genieters. Daarginds zie je veel Indonesiërs staan. Ook zij hebben verschillende rollen. Sommigen zijn de vrolijke, vriendelijke voorbijgangers, anderen spelen kinderen die geld proberen te verdienen aan toeristen of zijn juist oprecht nieuwsgierig en enthousiast. Veel staan te popelen om hun Engels te oefenen. Er zijn goede chauffeurs, gepassioneerde gebedsomroepers, lieve hosts die geweldige ontbijtjes verzorgen en schreeuwende mannen op straat. Rechts zie je Martha en haar vriend Ton al klaar staan. Martha is een vriendin van mij, met wie ik de meeste uren in de kroeg doorbracht. Ze maken zich op voor belangrijke scènes. Je ziet Martha mijn creditcard stevig vasthouden: ze heeft een belangrijke taak te vervullen. Verder zie je Paulina, de Franse kunstenares en docent. Ze is even oud als ik, heeft een lastig jaar achter de rug en besloot daarom zes weken in haar eentje door Indonesië te reizen. En hé, daar heb je ook Irene. Welke Irene, zie ik je als oplettende lezer afvragen. Ik spaar namelijk Irene’s in mijn vriendenkring. Ze leveren nu eenmaal een goede kwaliteit vriendschap. Dit is de Irene die ik ken van mijn studententijd. Met wie ik op Lowlands werkte en naar London Calling, Oerol en vele andere festivals ging. We delen onze muziek- en boekensmaak en je ziet haar op dit moment aandachtig in diverse boeken bladeren. Ze werkt te hard en komt mij daarom opzoeken om samen twee weken vakantie te vieren op Bali. En inderdaad, ze heeft me een goed boek beloofd. Verder zie je de Deense Henrik, de Oostenrijkse Peter, de Spaanse Ander en de Nederlandse Suzanne. Zij vormen aangenaam reisgezelschap. Daarnaast is er natuurlijk ook het digitale thuisfront. Mensen die enkel digitaal aanwezig zijn maar daarom zeker niet minder belangrijk zijn.


Ben je er klaar voor? Goede reis!

Take 1:
Na een paar goede (warme!) douches, koffies en smoothies in Kuala Lumpur landt Anke na een probleemloze vlucht op Lombok. (De smoothieverkoper in KL herkende haar nog van vorige maand, begroette haar enthousiast en noemde feilloos al haar lievelingssmaken op.) Je ziet Anke op het vliegveld naar de immigratiebalie lopen. Ze neemt glimlachend de stempel in ontvangst. Ze haalt haar backpack van de band en koopt een kaartje voor de bus naar Sengiggi. Ze lijkt te genieten van het landschap. Na twee uren arriveert ze. Ze loopt dertig minuten naar haar hotel en ploft dan neer op haar bed. Even later zie je haar Mie Goreng Special eten. Ze heeft net haar nieuwe blog gepubliceerd en ze krijgt veel lovende reacties. Ze glimlacht opnieuw.


Backstage:
De vlucht verloopt moeizaam. Ik ben moe, wil graag slapen na een gebroken nacht maar dat gaat niet omdat mijn buurvrouw luidruchtige conversaties voert met een ieder die haar ook maar per ongeluk aankijkt. Op de luchthaven moet ik lang wachten bij de immigratiedienst. Uiteindelijk krijg ik een stempel. Ik glimlach vermoeid. Ik kan gelukkig met de bus naar Senginggi en geniet van het uitzicht. Fijn om weer in Indonesië te zijn! De inmiddels vertrouwde geur van verbrand plastic komt mijn neus binnen. Ik arriveer in Senggigi en loop naar mijn hotel. Onderweg word ik continu aangesproken door opdringerige verkopers. Er heerst geen fijne sfeer. Wat een contrast met Sumatra… Vermoeid plof ik even later op mijn bed. Het is een erg gehorige dorm. Ik slenter naar buiten, op zoek naar een eettentje. Het duurt even voor ik één gevonden heb. Overal om me heen zie ik toeristen: stelletjes en families. Hoe fijn en bevrijdend ik alleen reizen ook vind, soms voel ik me na vijf maanden alleen reizen toch nog een beetje ontheemd te midden van zoveel groepjes. Verkopers dringen zich op aan mijn tafel. Ik zie mensen om me heen lachen. Een enkeling kijkt me iets te lang aan. Of verbeeld ik me dat? Ik pak mijn e-reader, maar die had waarschijnlijk nog meer last van de schreeuwende buurvrouw in het vliegtuig dan ik. Het kapotte scherm kijkt me onthutst aan. Ik hou van het bedenken van een open einde, maar ik vrees dat in deze toestand zelfs het verhaal van Bridget Jones niet meer te volgen valt. Dan vraag ik de WiFi code. Ik vind WiFi op reis erg ingewikkeld. Soms brengt het me in contact met de juiste mensen, die mij met diens woorden weer even in de goede richting kunnen sturen. Ik geniet van dat contact en voel me op die momenten verbonden. Ik vind het fijn dat sommige mensen zo met mij meeleven, me volgen, reageren op mijn verhalen of zomaar een berichtje sturen. Tegelijkertijd is het die zelfde verbondenheid die me weer uit het moment kan halen, die me in een wereld brengt tussen Indonesië en Nederland. Op die momenten lijk ik te zweven tussen beide landen en moet ik hard werken om weer terug te komen. De informatie komt ongecensureerd en soms hard binnen. En zie dan die blauwe vinkjes maar weer uit je hoofd te krijgen. Soms plopt de herhalende vraag, waar ik nog steeds geen goed antwoord op weet, in mijn hoofd op: Wil ik Nederland eigenlijk wel volgen? Daarnaast is Indonesië erg progressief op dit gebied. Iets boeken? Dan stuur je gewoon even een whatsappje. Informatie? Kijk op Facebook. Contact met reisgenoten? Messenger of whatssap. Alles gaat digitaal. Ideaal! Toch? Zei mijn broer voor vertrek jaloers op mij te zijn (Netflix in het vliegtuig, foto’s delen met naasten) ik ben soms ook jaloers op hem. Laat mij maar naar een internetcafé gaan. (Of dus juist niet). Tegelijkertijd geniet ik ook van de luxe en het gemak. Hoe vaak aai ik mijn telefoon wel niet van dankbaarheid als maps.me me weer veilig naar mijn bestemming heeft geleid? Ik open mijn Facebook en zie lieve berichtjes binnenkomen van mensen over het blog dat ik pas publiceerde. ‘Wat stoer’, ‘wat een avontuur’, ‘zo gaaf, jaloers!’ Ik glimlach. Ze moesten eens weten.


Take 2:
Anke nipt aan haar Bintang biertje. Ze maakt plannen voor de volgende dag en appt met een vriendin. Het hotel is veelbelovend en de ober checkt regelmatig of alles naar wens is.


Backstage:
Weg hier: het is geen prettige stad om te zijn. Ik besluit de volgende dag te vertrekken naar een minder toeristisch dorpje aan de voet van de vulkaan. De natuur zou prachtig zijn en de omgeving leent zich voor wandelingen en fietstochten. En… wie weet kan ik vanuit hier de Rinjani vulkaan beklimmen, want dat moet geweldig zijn. Er zijn daar vast ook meer reizigers. Het is tenslotte het startpunt van de klim. Ik wil weg van dit massatoerisme en de opdringerige Indonesiërs. Ik stuur een berichtje naar een goede vriendin, die zelf veel gereisd heeft en een poosje in het buitenland gewoond heeft. Ze herinnert mij er weer aan hoe normaal dit gevoel is en refereert naar eigen ervaringen. Samen filosoferen we over de oorzaak. Ik weet zelf niet zo goed wat ik zoek en wat ik mis. Waarom ben ik zo teleurgesteld, mis ik Sumatra? Ben ik dan misschien op zoek naar ‘echtheid’ en ‘authenticiteit’ zoals jonge reizigers van nu vaak aangerekend wordt? En is dat dan erg? ‘Is het geen illusie?’ zie ik opeens op mijn scherm verschijnen. ‘Is het niet een illusie die nu gewoon iets meer zichtbaar is omdat er veel meer toeristen zijn? Feitelijk was Sumatra hetzelfde’. Ik slik. Ik weet dat ik het deels met haar eens ben maar ik vind het moeilijk om dat toe te geven. En mijn zeurende gevoel dan? Ik ben moe, besluit ik. Daarom voel ik me zo. En man, ik denk echt véél te veel na. Misschien wil ik wel gewoon rust en verlang ik daarom naar een rustig dorpje. Ja, dat is het vast, knik ik tevreden. Met die gedachte val ik even later in slaap.    


Take 3:
De volgende dag reist Anke af naar Sembalun. Ze beslist dit tijdens het ontbijt en is dezelfde dag nog in dit vulkaandorpje. Ze slaapt in een traditioneel hutje met de vulkaan op de achtergrond. De hemel is kraakhelder en je ziet haar die avond met open mond naar de sterrenhemel staren.


Backstage:
Ik wil vandaag graag vertrekken. Ik heb mijn huiswerk goed gedaan en lees in de Lonely Planet dat privévervoer een goede en betaalbare optie is. Ik boek een homestay en loop naar de balie van het hotel. Privévervoer is geen probleem maar ik betaal dan zeventig euro. Ik schrik me wild en zeg dat ik dit niet ga betalen. Dan moet je het zelf maar weten, lees ik in de ogen van de receptionist. Wanhopig open ik Google. Ik vind uit dat ik er ook met de bus kan komen, al moet ik dan een paar keer overstappen. Ik leg mijn plan voor. Ze kijkt me geïrriteerd aan, maar het is mogelijk. Ik moet dan wel vijftien euro betalen om bij dat busstation te komen. Een andere manier is er volgens haar niet. Volgens mij wel en ik leg uit dat ik er gister met de bus ook langs kwam. Ze kijkt me aan en zegt dan op kinderlijke toon: ‘Nee. Dat kan niet.’ Met tegenzin ga ik uiteindelijk akkoord, ik ben hier dan tenminste weg. Haar collega brengt me naar het busstation. De man achter het loket op het busstation schudt zijn hoofd, belt iemand en schudt dan opnieuw zijn hoofd. ‘Not possible. Later, wait four hours.’ Vier uren is veel te lang, reken ik uit. Ik kom dan aan in het donker en ik moet het laatste stuk dan ook nog vervoer regelen want de bus rijdt niet helemaal tot aan het dorpje. Ondertussen wil het personeel met me op de foto. Ik doe even geen moeite meer om mijn inmiddels chagrijnige gezicht te verbloemen. Dan zegt een ‘chauffeur’ dat ik wel bij hem achterop de motor mag, het duurt dan anderhalf uur en hij brengt me tot aan de deur. Ik voel dat ik afgezet word maar weet zo snel ook geen andere oplossing. Ik wil ook niet terug. Na enige onderhandeling ga ik akkoord. De motor blijkt een scooter te zijn (zijn broer had ‘heel toevallig’ de motor) en anderhalf uur is misschien ook wel twee uren, of drie. (‘because traffic, you know’) Met twee personen en een backpack op een scooter is voor zo’n afstand überhaupt al geen pretje. Na een uur tanken we. En dan doet hij de truc waar ik al bang voor was. Ik moet de benzine betalen. Ik word boos, maar ben me bewust van mijn positie. Ik ben met een wildvreemde man in de middle of nowhere. Meer dan eerder ben ik me bewust van mijn kwetsbare positie als (rijke) vrouw alleen. Hij weet het en lijkt deze machtige positie graag in te nemen.  Het bevalt me niks en op mijn hoede vervolgen we de reis. We rijden de berg op. De scooter trekt dit amper en we moeten regelmatig even stoppen. Hij zucht. Het is klaarblijkelijk toch wat verder dan hij gedacht had. Ik lach in mijn vuistje. Na een tijdje bereiken we dan toch Sembalun. De Lonely Planet heeft niet gelogen. Het is waanzinnig. Het dorp ligt te midden van enorme groene heuvels. Het heeft iets mystieks en ik kijk mijn ogen uit. Dan stopt hij. We zijn in het dorp en hij wil niet verder rijden. ‘I’m afraid to go back in the dark…’ Dit keer voel ik me, te midden van andere mensen, een stuk zekerder. Ik confronteer hem en na een vervelend gesprek vinden we een compromis. Ik verblijf in een klein idyllisch traditioneel huisje. Het lijkt op een boomhut en er passen net twee matrassen in. Het terrein is uitgestorven. Er is geen bereik, amper elektriciteit, geen Wifi. Ik kijk uit op de vulkaan en de fantastische natuur. Het meisje van de homestay, dat geen Engels spreekt, brengt me koffie. In de verte klinkt de moskee. Er is verder geen mens te bekennen. Die avond zie ik de heldere sterrenhemel. Het is adembenemend. Het koelt erg af en ik lig die avond vroeg te slapen. Wat een leven.

DSC03684 DSC03715 DSC03751


Take 4:
Je ziet Anke op pad gaan met een gids. Ze maakt foto’s, aanschouwt de natuur, krijgt een rondleiding door het dorp en leert weven van een oud vrouwtje. Die avond zie je haar lachen met de eigenaar van de homestay.


Backstage:
De volgende dag realiseer ik me dat ik een plan moet maken. De Rinjani beklimmen met anderen is geen optie, want er zijn geen anderen. Ik ben hier helemaal heen gekomen dus wil ook graag wat zien. Ik besluit met een gids op pad te gaan. Hij leert me veel over de landbouw en de cultuur op Lombok. Met name de geringe kansen tot zelfontplooiing blijft me bij. Tachtig procent van de mensen kan niet anders dan op het land werken. Wil je bijvoorbeeld docent worden, dan dien je veel te betalen én contacten bij de overheid te hebben. Weinig mensen die zich dit kunnen veroorloven. De natuur is fantastisch en ik kijk mijn ogen uit. Dan neemt hij me mee naar een vrouwtje die me leert weven. Ik lach mezelf uit want ik ben er nóg slechter in dan dat ik vooraf had ingeschat. Uiteraard ‘moet’ ik daarna ook een sjaal kopen… De belangen begrijp ik, maar de druk staat me tegen. Die avond zit ik met de eigenaar te praten bij de homestay. Verrukt kijkt hij op als blijkt dat ik zijn Nederlandse idool, Boudewijn de Groot, ken. Ik leg hem uit waar diens protestlied ‘meneer de President’ over gaat en een mooi gesprek volgt. 


Dan loop ik een rondje in de prachtige natuur. Wat wil ik? Het is koud, er is niks te doen, mijn e-reader is stuk, er zijn geen toeristen en ik heb geen internet tot mijn beschikking voor het zoeken naar informatie. Ik hoor de moskee, mensen staren me aan en ik voel me een beetje ontheemd. En dan ineens weet ik wat ik wil. Ik denk aan mijn avonturen in China, waar ik vaak de enige toerist was en soms struikelend mijn weg vond. Ik denk aan Sumatra, waar ik kleine dorpjes bezocht en de gemeenschap soms bijna letterlijk uitgekeken werd. (En tegelijk op een voetstuk geplaatst werd) Hoe erg ik ook geniet van deze uitdagende manier van reizen: ik ben toe aan iets nieuws. Ik denk aan de boodschap van het boek ‘Into the wild’: wat is geluk waard als je het niet kunt delen? Ik denk aan wat mijn vriendin mij al jaren toe roept: de mensen maken de reis. En dat is exact wat ik nu wil: mensen, delen, lachen. Het maakt me op dit moment niet uit waar ik heenga en of het wel of niet toeristisch of ‘echt’ is. Als de sfeer maar goed is. De echtheid, waar ik gister nog over mijmerde, heb ik gevonden: Dit gevoel is echt. Ik zag afgelopen maanden de mooiste kloosters, bergen, tempels – wat wil ik nog meer? Ik merk dat er een rust over me heen valt. Een boekje lezen, koffie drinken, mensen spreken. Dat is wat ik wil. En als ik dat ene strand of die ‘must see’ niet bezoek? Nou en. Ga ik naar een plek waar honderd anderen zijn, waar niks nieuws onder de horizon is maar waar de koffie goed is? Prima. Ik realiseer me dat ik dit gevoel de afgelopen maanden soms kwijt was en me liet leiden door (mijn eigen?) verwachtingen. Want, zeg eens eerlijk: wilde ik die Rinjani eigenlijk wel echt beklimmen of vond ik dat dit moest? Opgelucht door mijn gemaakte keuze regel ik vervoer naar Kuta Lombok. Er is wederom geen publiek vervoer en ik betaal opnieuw de hoofdprijs. Ik kan maar beter met hem meerijden, zegt de eigenaar. ‘Because people are not honest with you.’ En dus zet hij me zelf maar af. Dan weet hij tenminste waar het geld heen gaat. Ik zucht. Het nadeel van alleen reizen: je wordt niet alleen continu afgezet, maar je betaalt je ook scheel. 

DSC03745 DSC03781 DSC03789 DSC03798


Take 5
Anke komt aan in Kuta Lombok, vindt een hip koffiezaakje en slaagt er in een goed guesthouse te vinden. Ze nestelt zich een aantal dagen in deze fijne atmosfeer, bezoekt geregeld het koffiezaakje, neemt een massage en luistert in de avond naar livemuziek. Overdag ligt ze aan het strand.


Backstage
‘Hello again, miss. Cappuccino?’ De barista kijkt me vriendelijk aan. Ik weet niet meer of ik het grappig of wanhopig vind dat het personeel me inmiddels kent. De koffie is fantastisch en het is dé manier om mensen te leren kennen. Ik ben hier nu drie dagen. Ik schrijf, drink koffie en ga naar het strand. In de avond ga ik naar livemuziek en zoek ik een fijne plek om te eten. Alleen. Want mensen ontmoeten gaat hier, verrassend genoeg, niet zo gemakkelijk als ik dacht. Ik ontmoet koppels, groepjes mensen, start gesprekken maar ik kom er niet goed tussen. Het voelt ongemakkelijk, alsof ik met mijn ziel onder de arm loop. Het gevoel is nieuw voor mij, want contact maken is voor mij een tweede natuur. Backpacken is makkelijk en mensen ontmoeten doe je inderdaad snel. Maar je moet óók een beetje geluk hebben. En dat heb ik uiteindelijk. Als ik die middag over het strand loop (wat ik noodgedwongen deed omdat het huren van een mountainbike mislukte), zie ik een meisje dat ik leerde kennen in Sengiggi. Ze is met een groepje, we lopen terug en dan ineens blijf ik over met de Franse Paulina. We besluiten samen te eten en vanaf die dag trekken we een aantal dagen op. Zij durft geen scooter te rijden en ik rijd liever samen. We zijn mooi met elkaar gered. We rijden het eiland rond, verdwalen met opzet en bezoeken prachtige stranden. Dat vijf maanden Azië zijn vruchten afwerpt, blijkt wel als Paulina roept: ‘Man, you look like an Asian girl’ waarmee ze doelt op mijn anticiperen in het chaotische verkeer. Ik word hierdoor blijkbaar een beetje overmoedig, want even later vraagt ze me droogjes of ik ook van motorcross houd ;-) In de avond gaan we naar strandfeestjes waar ze ‘muchrooms’  verkopen (en nee, niet om mee te koken) of turen we vanaf het strand naar de sterrenhemel. We nemen een lesje staand peddelen en leren dat er geen groot vocabulaire nodig is voor gesprekken over filosofie of onderwijs. We lachen om onze conversaties die vaak gepaard gaan met een ‘whát?!’ als we weer eens langs elkaar heen praten in ons houtje touwtje Engels. We zijn beide even grote dromers en denkers, houden ons met dezelfde dingen bezig en staan voor dezelfde keuzes. Regelmatig halen we elkaar uit onze overpeinzingen. ‘Keen sorgen, keen stress’ klinkt het dan naast me, met een schattig Frans accent. Met Paulina kan ik praten en zwijgen. Ze is beter gezelschap dat ik had kunnen wensen.

FB_IMG_1507118458968 received_10213690840800579


Emotionele chantage
Lombok is het nieuwe Bali en ze lijkt dan ook veel van haar buren af te kijken. Toeristen zijn tamelijk nieuw voor ze en ze willen er natuurlijk graag alles uithalen. En dat merken we. Kuta is een fijne, toeristische plek, al maken we ons de nodige zorgen over de vele kinderen die hele dagen lang armbandjes aan toeristen proberen te verkopen. In de vroege ochtend beginnen ze en rond middernacht worden ze op de scooter opgehaald. (Uiteraard met vier kinderen op één scooter) We doen rondvraag, maar betreuren de conclusies. Ook veel vrouwen verkopen sarongs. Ze zijn niet bang voor enige emotionele chantage. Zo kwam een vrouw gapend bij ons aan tafel zitten. Nadat we haar een ‘nee’ hadden verkocht, gaapte ze nog nadrukkelijker en viel ze even in slaap. De oude vrouw was doodop. De rimpels tekenden haar huid en haar ogen knipperden van vermoeidheid. Ze legde de sarongs op mijn hoofd, om mij te laten voelen hoe zwaar ze zijn. Vervolgens noemde ze dat ze niet naar huis kon als ze niks verkocht: ze zou de bus niet kunnen betalen. 


Welkom op Bali…
Ik geniet van mijn tijd in Kuta en voor ik het weet ben ik alweer een week verder en reis ik af naar buureiland Bali, waar Martha, Ton en mijn creditcard op mij wachten. Paulina besluit op mij te wachten, zodat we daarna samen de boot naar Flores kunnen nemen. Ik neem de langzame boot en zit tussen de slapende Indonesiërs. Uiteraard speelt er iemand gitaar. Aan deze muzikale cultuur kan ik wel wennen. De boottocht is prachtig en na vijf uren kom ik aan. Ik boekte vooraf transport naar Ubud. Hoewel Bali ontzettend westers is geworden, gaat de organisatie nog wel op zijn Indonesisch. Vervoer wordt ter plekke geïmproviseerd. Uiteindelijk is er een busje en mag iedereen instappen. Iedereen. Behalve ik. Als enige moet ik, om onbekende redenen, blijven wachten. Ik grap dat er vast weer een motor taxi komt. Dat had ik beter niet kunnen zeggen. Een man komt op zijn scooter en zegt inderdaad dat ik achterop met hem mee moet naar het kantoor. Ik moet ‘eventjes’ wachten, er komt snel een nieuwe bus. Het zou nog eens twee uren duren voor ik kan vertrekken. Ik wil Martha een berichtje sturen dat het later wordt dus ik zet mijn liefste glimlach op voor de WiFi code. Het mag, maar dan moet ik wel eerst even iets bestellen. Welkom op Bali. Uiteindelijk bereik ik het resort van Martha en Ton. Het is zo groot dat Martha en ik elkaar eerst niet kunnen vinden bij de ingang. Dan zie ik haar. Dolblij loop ik naar haar toe en hoor ik hoe de Friese woorden vreemd uit mijn mond rollen, alsof ze van een ander zijn. Ik blijf haar maar aanstaren. Het voelt zo gek en vertrouwd tegelijk, alsof er even twee levens door elkaar heen lopen. Zo snel als het gevoel kwam, zo snel verdwijnt het ook weer en is het ineens weer alsof we gewoon samen op vakantie zijn. Dus… wat zullen we vanavond eten?


Leven als God in Frankrijk
We eten met z’n drieën en dan kan ik hem eindelijk weer in mijn armen sluiten: mijn creditcard. Uiteraard met een bijgevoegd briefje van mijn vader, de lieve held. Nadat ik hun luxe suite met grote ogen aanschouw, is het tijd om ze mee te nemen naar mijn wereld. We vinden een hostel waar ik maar liefst vijf euro neer leg voor een bed. De man achter de toonbank ligt in z’n blote buik te slapen. Hij schrikt wakker en trekt snel iets aan. Voor de gezichten van Martha en Ton alleen al had ik spontaan geld bijgelegd. De volgende dag dwalen we rond over de markt en bezoeken het apenbos. Ik ga naar de kapper en dan komen Martha en Ton met een verrassing. Ze hebben iets leuks voor ons geboekt. Ik moet die nacht twee uur klaarstaan. Wat we gaan doen zeggen ze niet, ‘maar trek warme kleren en wandelschoenen aan.’ ;-) En no way dat ik ze terug mag betalen. Wat een lieverds. Die nacht is een beproeving. In het donker klauteren we de vulkaan op. Het valt ons vies tegen maar het uitzicht is adembenemend. We zitten boven de wolken, zien de zon opkomen en we hebben uitzicht op mount Agung, onwetend van de grote problemen die deze vulkaan enkele weken later zou gaan bezorgen. Doodmoe checken we even later uit en reizen we af naar het eilandje Nusa Lembongan. De dagen die volgen zijn heerlijk. We leven als god in Frankrijk. We huren scooters en doen een geweldige snorkeltocht waar ik niet alleen prachtige vissen, maar ook dolfijnen zie, die mijn kotsmisselijke gevoel even doen vergeten. (Het is niet bepaald de Waddenzee) Ik profiteer als een schrale student van het resort waar Martha en Ton verblijven. Ik ontbijt een keer met ze mee en we brengen middagen door op strandstoelen tussen het zwembad en het strand. Deze dagen kennen slechts één lastige keuze. Een biertje of toch nog een cocktail? Ik geniet van het gezelschap en veel te snel is het tijd om afscheid te nemen.

IMG_9960 IMG_9963 FB_IMG_1507168589385 DSC03894

DSC03882 


Zen op zee
In de 36 uren die volgen, neem ik een: boot, taxi, vliegtuig, bus, monorail nog een keer de monorail, bus, vliegtuig, ander vliegtuig en de bus. Niet alleen moet ik Indonesië een dag uit voor mijn visum, maar de directe vluchten naar lombok blijken die dag onbetaalbaar waardoor ik vanuit Maleisië opnieuw via Bali naar Lombok af moet reizen. De bestemming maakt echter alles goed. Paulina wacht al op me en we hebben een prachtig Indonesisch hutje met balkon met uitzicht op de zee. Het mooiste van alles? We vinden een boekwinkeltje en de rest van het weekend lezen we, drinken Anker (!) biertjes en blijven we maar uitspreken hoe gezegend we zijn. Na een heerlijk weekend is het tijd voor avontuur: drie dagen op een schip naar Flores. De bootreizen zijn hier niet zonder gevaren. In het verleden zijn er schepen gezonken. We vinden echter een zeer betrouwbare organisatie die alle beloftes waarmaakt. We slapen op het dek onder de sterrenhemel. Daar drijven we dan, midden op de open oceaan. Er is in de verste verte niets anders dan zee te bekennen. We zien een walvis en drinken Arak met een Fins gezelschap dat geen Engels spreekt. We zien de mooiste zonsop- en ondergangen en turen naar de prachtige kleine eilandjes die we soms passeren. Af en toe maken we een stop om te snorkelen of een eilandje te bezoeken. We komen volledig tot rust en concluderen dat dit één van de hoogtepunten van onze reis in Indonesië is. Soms is het ook pittig. De golven zijn af en toe immens en de nachten op het dek zijn erg koud door de wind. We slapen weinig. Soms schommelt het schip zo erg dat we kruipend naar de wc moeten (en bedenk eens hoe je onder die omstandigheden überhaupt naar de wc kunt gaan). Zelfs kruipend glijden mensen soms van de ene naar de andere kant van de boot. Sommigen moeten overgeven, maar wonder boven wonder brengen wij het er goed van af. We hebben geluk met een groep fijne, positieve mensen. Op de laatste dag bezoeken we het Komodo eiland, waar we deze ‘draken’ van dichtbij mogen bewonderen. 

 DSC04258 DSC04253 DSC04142 DSC04125

DSC04088 DSC04054

DSC03990 DSC03980


‘Sorry miss…’
Wankelend op onze zeebenen komen we aan op Flores, het eiland dat alle verwachtingen ruimschoots waarmaakt. Het hostel blijkt verstopt en we rijden een uur lang rondjes. Uiteindelijk komen we aan in het prachtige hostel en dan weten we dat we hier een fijne tijd zullen gaan hebben. Het dorpje trekt veel duikers aan, want we bevinden ons op één van de mooiste duikspots ter wereld! We huren een bootje en varen met ‘kapitein Black’ een dag rond alle kleine eilandjes. Het is waanzinnig mooi. We snorkelen, relaxen en kijken onze ogen uit. Ik zwem met een enorme reuzenschildpad. Het voelt alsof ik in een National Geografic documentaire beland ben. Ik volg de schildpad minutenlang en hoor in mijn hoofd de stem van David Attenborough. Vlak naast me zwemt een kleine haai (die ik helaas net niet kan zien) en we zien dolfijnen (of nou ja, die hadden we kunnen zien. Opletten Anke!) Kapitein Black regelt ondertussen koffie voor ons en leert ons Indonesische woordjes. De dagen erna gebruiken we om te ontspannen in het fijne dorpje. Het is er 36 graden en we houden per dag netto niet heel veel energie over. En heus, je kunt een dag vullen met koffie, eten en zonsondergangen kijken. We vinden onze weg tussen de hordes schreeuwende verkopers en duikscholen: ‘Helloimfinenothanksmaybetomorrow’. (Oh nee, oeps, helemaal niet tomorrow.) Na een paar dagen vinden we dat het tijd is voor actie en reizen dan door naar Ruteng. Waar Lebuan Bajo gewend is aan toeristen vanwege het duiken: de rest van het eiland is dit absoluut niet. De hoofdweg bestaat enkel uit haarspeldbochten waardoor het reizen een uitdaging wordt, zoals ik dit ook herken van Sumatra. Ruteng is een smoezelig arm stadje in de bergen. Het is er koel en er is weinig te doen. Er zijn enkel propere lokale eettentjes en we vormen weer een grote attractie. Jongeren stormen op ons af om hun Engels te oefenen. Giechelend staat er steevast een groepje in uniform voor ons, met hun schriftje in hun handen geklemd. Ik wil het graag inzien (tja, nieuwsgierig karakter en een onderwijsfamilie) en schrik van wat ik zie. Ik snap meteen waarom zoveel mensen zo gebrekkig Engels spreken: zo wordt het ze dus geleerd. Dan heeft de dapperste van het groepje meiden de moed verzameld voor een paar vragen. Wat mijn beroep is? Teacher. Dan klinkt in koor: ‘oooooh…..’, zie ik ogen als schoteltjes en enkele wangen kleuren. ‘Sorry miss’. Paulina houdt het niet meer van het lachen. 

DSC04385 received_10212952655907652 received_10212952654627620


Piece of meat
We rijden weer rond en vinden de zogenaamde hobbitgrot, waar skeletten van de kleinste mensen ter wereld zijn gevonden. Zij waren slechts 1.30 meter. We zien het skelet en het maakt op mij, als blonde reuzin, veel indruk. We zien ook de beroemde rijstvelden, in de vorm van een spinnenweb. De natuur hier is wild, prachtig, en de mensen begroeten ons enthousiast: ‘Hééé miss’ en dan altijd weer die high five. Soms moeten we lopen omdat de wegen onbegaanbaar zijn. Altijd als ik denk dat de natuur niet mooier kan worden, de wegen niet slechter, het eten niet beter en de mensen niet vriendelijker, word ik weer verrast. Indonesië is één grote verassing. Overal word ik aangestaard, ik ben het inmiddels gewend. Ik heb geleerd me er voor af te sluiten, anders wordt het simpelweg te irritant. Dat ik door mijn lengte en haarkleur nog meer opval dan veel anderen, realiseer ik me pas weer als me een spiegel wordt voor gehouden. ‘Wow! Did you see the eyes of the children? Like you are an alien!’ Paulina, zelf een kop kleiner en gezegend met donker haar, gilt het uit. Een kwartier later moet ze er nog steeds om lachen. Een uur later zegt ze: ‘My god, girl.. they look at you like you are a piece of meat…’ Verontrustend wijst ze naar een groepje mannen. Fantastisch.   

DSC04347 DSC04317 DSC04315 


Als een kip zonder kop
We rijden terug naar het havenplaatsje en dan zit Paulina’s vakantie erop. Het is niet leuk om afscheid te nemen. De dagen er na gebruik ik om plannen te maken en tijd door te brengen met andere hostelgenoten. Er zijn veel fijne mensen. Ik wil graag doorreizen, maar door mijn eerdere ervaringen en het zien van het primitieve oosten van het eiland, besluit ik dat ik deze keer liever niet alleen wil gaan. Ik vraag de Deense Henrik mee, een veertigjarige Grote Vriendelijke Reus. Die middag zit ik in een bakkerijtje. Naast me hoor ik een Nederlands accent. Het is Suzanne en we raken aan de praat. Ook zij wil wel mee. De dag erna gaan we de tien uren durende reis aan. Onderweg horen we een gek geluid. In de dozen achter ons blijken vastgebonden kippen te zitten, die wild protesteren tegen deze ontvoering. Wild fladderen ze achter in de auto. We stappen over op een ander busje. De chauffeur is vreselijk, scheurt door de haarspeldbochten. Het Indonesisch meisje naast me blijft maar overgeven, weigert mijn reistabletten en maakt mijn maag hierdoor ook een beetje overstuur. Opgelucht dat deze rit erop zit, rollen we het dorpje Bajawa binnen.  


Klein maar groots
De dag erna rijden we rond en bezoeken we traditionele dorpjes. Het eerste dorpje is mooi om te zien. We drinken koffie met een oude bewoonster. Met de enige Indonesische woorden die ik spreek, probeer ik contact te leggen met de vrouw die geen Engels spreekt. Ze straalt als dit lukt – en ik ook. Ik baal dat ik niet, zoals Paulina, wat meer woorden heb geleerd. Het is erg waardevol, zinvol en ik neem mezelf voor dit bij een volgende reis anders aan te pakken. Ik vind het geweldig om te kunnen communiceren met de mensen in diens taal. De reacties van de mensen maken dit enorm de moeite waard. Het tweede dorpje is enorm toeristisch en draait duidelijk op de toeristen. We voelen ons hier niet prettig. Ik blijf het ingewikkeld vinden. Enerzijds wil ik graag leren over de cultuur, met mensen in gesprek gaan. Anderzijds vind ik het ook heel vervelend om de arme dorpjes te betreden. Het voelt als aapjes kijken. De grote ongelijkheid en oneerlijkheid, raakt me. Het voelt scheef zoals zij zo hard werken voor de toeristen, voor zo weinig geld terwijl wij foto’s maken met onze dure camera’s, als een soort veredelde slavernij. Voor hen een confrontatie met een wereld die zij nooit zullen betreden. Tegelijkertijd ogen veel mensen ook erg gelukkig en voel ik dat sommigen ook genieten van het contact. Bovendien komt het geld van de toeristen hen ten goede. Ik bewonder de mensen hier. Ondanks hun magere postuur, stralen ze zowel fysiek als mentaal zoveel kracht, flexibiliteit en levensvreugde uit. Bijzonder om te zien hoeveel zij, zowel letterlijk als figuurlijk, kunnen dragen. Oplichters heb je natuurlijk overal en met hun open en enthousiaste houding zijn de Indonesiërs voor mij dan ook het vriendelijkste volk dat ik tot dusver heb gezien. Het verhaal van een andere reiziger illustreert dit. Hij huurde een scooter, ging naar de hotsprings en kon daarna nergens zijn sleutels vinden. Het zweet brak hem uit en hij zag zijn geld al opgaan aan de onverzekerde scooter. Wat als hij er niet meer stond… Gehaast liep hij terug naar de parkeerplek. Een stel Indonesiërs stond lachend bij zijn scooter. Onzeker vroeg hij waarom ze zo lachten. ‘Je bent vergeten je scooter op slot te doen!’

DSC04474 DSC04405 


Alles loopt fout. En dat is precies goed
Suzanne, Henrik en ik spelen veel spelletjes en besluiten ‘s nachts een vulkaan te beklimmen. Het regent en het is zo mistig dat dit mogelijk te gevaarlijk (en zinloos) is. De dag erna doen we opnieuw een poging. We rijden rond maar kunnen nergens het startpunt vinden. Een vrouwtje neemt ons mee naar haar huis: hier zou het startpunt zijn. Ik moet naar de wc en de vrouw rent om een emmer water voor me te halen. De wc is echter zo goor dat buiten plassen zelfs nog hygiënischer was geweest.  We starten de tocht, maar er is zoveel (onbegaanbare) jungle dat we al gauw staken. Dit kan het startpunt niet zijn. En dus besluiten we maar een andere, veel makkelijkere, vulkaan te beklimmen. Een man waarschuwt ons: ‘black! To right, left, right, black you know! Mistake! Many tourist’. Beleefd knikken we, al snappen we niks van zijn woorden. Na een uur begint de lucht te dreigen, er klinkt onweer in de verte. Wat zijn we blij dat we nu niet op de andere vulkaan zijn. Dan horen we een scooter. We zijn totaal verkeerd gelopen en de man die ons waarschuwde, komt ons speciaal opzoeken om ons naar de kratermeren te brengen. Dat was dus die waarschuwing… om de beurt mogen we achterop zijn scooter. Mijn hart smelt. We geven hem wat geld als bedankje en nog nooit heb ik het iemand zo lief en verlegen aan zien nemen. We drinken koffie in een houten hutje in het bos, waar het meisje zo vreselijk dankbaar is. Daarna bezoeken we heerlijke hotsprings. Een man biedt ons spontaan aan om ons naar een eettentje te brengen, voor onze lange, donkere rit naar het guesthouse weer begint. Als we even niet kijken betaalt hij het snel voor ons. Zei ik al dat ik zo van dit volk houd?

received_1875023915846403 received_1875024132513048


Kelimutu
De dag erna rijden we naar Moni. Na vijf minuten stopt de chauffeur. Hij gaat even koffie drinken. Daarna stopt hij zodat zijn kinderen naar ons kunnen zwaaien. De derde stop is een stop om zijn familie te begroeten. Dan stoppen we omdat hij de remmen wil vervangen. We krijgen ook een nieuwe chauffeur. In Ende hebben we een koffiepauze. Dan rijdt een nieuwe chauffeur ons in een nieuwe auto: tweehonderd meter. Een andere chauffeur komt, rijdt ook een stukje en wisselt weer van chauffeur. Dan rijden we rondjes om mensen op te halen. De mensen die instappen moeten nog even boodschappen doen en dus wachten we op hen. De vijfde chauffeur rijdt ons naar Moni. Het raam is kapot en Moni ligt in de bergen. Het is zo koud dat Suzanne en ik, dicht tegen elkaar aan onder een sjaal, meebewegen in alle haarspeldbochten en bidden dat dit ritje eindig is. Die avond voegen de Spaanse Ander en Oostenrijkse Peter zich bij ons. We staan die nacht drie uur op om de Kelimutu vulkaan te bekijken. Deze heeft drie indrukwekkende kratermeren die regelmatig van kleur wisselen. In het holst van de nacht rijden we erheen, genietend van de stilte en de sterrenhemel. Het is mistig, maar bij zonsopgang trekken de wolken een beetje weg. We hebben meer geluk dan we oorspronkelijk dachten. We bezoeken hotsprings en watervallen en spelen spelletjes tot we hier te moe voor zijn. De volgende dag splitsen onze wegen. Suzanne en Ander moeten bijna weer naar huis en maken zich op voor de terugreis. Henrik, Peter en ik besluiten naar een privé strand te gaan met een paar primitieve hutjes. We delen een hutje, eten en relaxen. Ik hang in de hangmat, zwem en lees. Geen afleiding, niks te doen in de buurt, nog steeds geen internet. (En dat hebben mijn lieve, bezorgde vrienden geweten) Na een paar dagen realiseer ik me dat ik wel klaar ben op Flores en alles hier wel gezien en gedaan heb. Nog een week te gaan voor Irene komt. Ik kijk terug op heerlijke weken met alle leuke mensen. Maar hoe fijn ik het gezelschap ook vind, ik merk dat ik ook wel weer zin heb om even alleen zijn en weer cultuur op te doen. Ik besluit via Bali (spannend! Wat doet de vulkaan als ik daarboven in de lucht zweef?) naar Yogyakarta (Java) te vliegen. 

DSC04553 DSC04627 DSC04629 FB_IMG_1507172710727


De ziel van Indonesië 
Waar ze Jakarta ‘de motor’ van Indonesië noemen, noemen ze Yogyakarta ‘de ziel’.  Het is een culturele studentenstad waar ook veel expats zijn. Er zijn veel hippe tentjes en culturele hoogstandjes en ik haal mijn hart op. Ook de Nederlandse invloeden zijn hier zichtbaar. Overal die rode dakpannetjes... Het contrast met Flores is groot. Ik dwaal door de artistieke straatjes, ontmoet veel bescheiden Javanen die me spontaan een rondleiding geven, laat me verassen door alle kunst(galerijen) en leer alles over de beroemde Luwak koffie. Het kleine hostel voelt als een thuis, er zijn veel leuke mensen/eigenaren en met elkaar bezoeken we tempels (vooruit, nog één keer ’s nachts opstaan dan), liggen in de hangmat of gaan we naar de kroeg waar vaak geweldige bands reggaemuziek spelen. De meeste tijd spendeer ik echter aan het schrijven van dit enorme verhaal, want dat gaat nog niet zo snel op een tablet.  Ik geniet van de fijne sfeer en het mooie vooruitzicht dat Irene zaterdag naar Bali komt. Ik hoop dat de vulkaan zich nog even koest houdt. Echt gevaarlijk is het niet (behalve dicht bij de vulkaan) maar er is bij een uitbarsting natuurlijk wel kans dat de vliegtuigen geannuleerd worden wegens de as en de rook. Irene en ik zullen samen genieten van goed eten, cocktails, yoga, massages en ons kennende zullen we ook op zoek gaan naar de nodige culturele (kroeg)ervaringen. Vrijdag moet ik het land weer uit en dus ga ik, hoe verrassend, weer een nachtje naar Kuala Lumpur. En dan zit mijn tijd in Indonesië er toch echt op. Ik ben dan zes maanden onderweg, waarvan ik er drie in het prachtige Indonesië verbleef. Toch ben ik ervan overtuigd dat ik het mooiste nog niet eens heb gezien en ik kijk er nu al naar uit om onder andere Sulawesi en Papoea eens te bezoeken. Indonesisch spreek ik niet, maar er is één woord dat ik iedere dag opnieuw vol overtuiging uitspreek: Terima Kasih. Bedankt, bedankt, bedankt.

DSC04654


Zo’n twaalfduizend kilometer verderop, is er een jongeman die mijn achternaam draagt en precies een kwarteeuw jonger is. Als zijn moeder vraagt waar Anke is, wijst hij naar de wereldkaart op de muur. Helaas wijst hij naar Zuid Amerika. Ik heb hem beloofd naar huis te komen als hij het goede land aanwijst. Het arme jochie staat echter voor een onmogelijke opgave. Na Indonesië reis ik namelijk door naar het dak van de wereld. Het land van de Himalaya, het land waar ik stiekem mijn hele reis omheen gepland heb. Laat het doek maar vast vallen voor Nepal.

Foto’s

3 Reacties

  1. Alie Buter:
    5 oktober 2017
    Anke bedankt dat wij ook een beetje reizen. Zonder geluiden en geuren. Maar zo beeldend dat we er toch een beetje zijn. Liefs Bert en Alie
  2. Francien:
    12 oktober 2017
    Hoi Anke, zo dat was weer een mooi verhaal /aventuur. Ik was blij dat ik weer wat te lezen kreeg ik begon het te missen.
    Ook mooi dat ik mee mocht kijken achter de schermen. En nu op naar Nepal ! heel mooi en ik ben ook wel een beetje jaloers 😉 Liefs Francien
  3. Henk-Doeke Odinga:
    3 november 2017
    Hoi Anke, wat heerlijk om weer meer te lezen (voor mij in een drukke periode). Ik bewonder je observatievermogen en beoordelen van situaties en het op een bijna gretige en geestige manier van beschrijven /formuleren (is dat misschien ook vanwege de reishonger?). Wat heb je veel te vertellen en wat ervaar je zowel diepzinnig overdenkend als luchtig lijkt het. En vooral ook het eerlijke relativeren. Zelfs (ook) als alles even niet meer zo goed gaat...maar ik wens je alleen maar alle goeds toe de komende tijd! En blijven genieten.